Een client heb ik zojuist gevraagd om haar directe collega’s eens een plekje te geven met de matjes. En zichzelf uiteraard.
Tot voor kort ging deze client met veel plezier naar haar werk. Nu er een nieuwe directie is moet ze wennen. Het wennen duurt haar iets langer dan haar lief is. Ze merkt dat ze met minder plezier naar haar werk gaat en vraagt zich af waar het precies is zit. Is het nieuwe beleid? Wat er van haar gevraagd wordt? Anderzijds zou ze zich meer gezien en erkend willen voelen. Tegelijkertijd vraagt zij zich af wat haar zo raakt op dit moment. Opmerkingen van deze nieuwe directeur voelen als kritiek en ze merkt dat zij, als zeer ervaren medewerker zichzelf onzeker voelt.
Opstellen voor inzicht in beleving
Dit is de reden dat ze bij mij een sessie boekt en wij op dit moment een opstelling maken. Een opstelling van haar beleving. We maken een plaatje zodat zij zicht krijgt op: welke plek neem ik in?
Ze legt de matjes één voor één en zonder af te veel twijfel neer. Haar eigen positie kan ze ook vrij snel vinden. Tussen het team, maar wel als iemand die vaak het voortouw neemt. Collega’s vragen haar ook vaak om raad. Helemaal prima en een fijne rol. Voorheen werd dan ook vaak naar haar visie en ideeën gevraagd vanuit de directie.
De nieuwe directie een plek geven in dit geheel is wat lastiger. Uiteindelijk kiest ze voor een positie achter haar. ‘Het zou wellicht fijn moeten voelen’, vertelt ze. ‘Maar het voelt niet alsof de directie achter mij staat’. ‘Het voelt meer als prikkende ogen in mijn rug’.
Kunnen ze jou goed zien? Is mijn vraag – gezien haar verlangen gezien, erkend te willen worden.
‘Nee alleen wanneer ik mij omdraai’. Dit laat ik haar doen. ‘Dan voelt het nog steeds alsof ik mij moet verdedigen’. ‘We staan ook tegenover elkaar’ is haar eigen constatering.
Hoe kan het anders?
Hoe zou het anders kunnen? ‘Meer naast elkaar?’ kijkt zij mij vragend aan.
Hoe zou dat voor je zijn?
We spreken daarover en komen uit bij de volgende stap. Hoe ervaart zij mensen naast zich?
Deze cliënt is zo gewend om initiatief te nemen en de ‘kar’ te trekken dat het interessant is om de andere beweging: het volgen en ontvangen nader te onderzoeken.
Oorsprong van een patroon
We komen uit op haar jeugd. De positie die zij in het gezin innam. Daarbij hoorde het gevoel én de overtuiging: ‘ik moet het doen’ ‘Ik moet iedereen tevredenstellen’. Als oudste nam zij deze taak op zich. De oorsprong hiervan ligt bij de vrouwen voor haar en lading die moeder en oma met zich mee dragen. Onbewust heeft zij dit aangevoeld vanaf de geboorte en wilde zij maar wat graag haar moeder helpen en ‘blij’ maken. Uiteraard schuilen hier prachtige kwaliteiten van haar in. Maar ook valkuilen. Het patroon dat daaruit is ontstaan blijft zij inzetten. De rol die je vanuit je gezin van herkomst kent zet je als ‘vanzelf’ in. Dit ‘kies’ je dan ook vaak weer in andere situaties.
Net iets meer willen dragen dan de rest, een stapje harder lopen. Anderen het gevoel geven wel op haar te kunnen bouwen. Dat maakt het voor haar lastiger om te ontvangen van anderen. Wanneer zij dit óók kan ontvangen vanuit haar collega’s voelt zij zich minder verantwoordelijk en afgerekend door ‘de directie’.
Na de inzichten
Door de inzichten vanuit deze sessie laat zij mij weten letterlijk vaak een andere plek te kiezen binnen het team. Ze stelt zich open voor ontvangen met medeweten dat zij hier oog mag hebben voor het stuk in zichzelf (klein meisje) dat het zo goed wil doen. Erkenning en bevestiging mag zij vooral zichzelf geven. Ze laat mij weten dat het haar, ook in de werksituatie veel oplevert. ‘Ik voel meer rust en balans, minder bekritiseerd en meer geaccepteerd’.